Terzet-Digitaal Congres-18-dhr. mr. K. Aantjes

TERZET 25 JAAR- DIGITAAL CONGRES 2018 2 De rechter en de toekomst De laatste decennia is, naast de gevestigde rechtspraak zoals deze in de Wet RO en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvording is verankerd, een keur van alternatieve geschillenbslechting opgekomen. Deze zou sneller, goedkoper en deskundiger zijn. En de laatste tijd wordt zelfs gesproken over robisering in de rechtspraak. Is dat de toekomst? Persoonlijk meen ik van niet. Kernwaarden van het Nederlandse burgerlijke procesrecht zijn onafhankelijkheid, onpartijdigheid, openbaarheid en de mogelijkheid om het geschil in (ten minste) twee instanties aan de rechter voor de leggen. Het is zeer de vraag of vormen van alternatieve geschillenbeslechting aan die kernwaarden temoet (kunnen) komen. Voor mijn scepsis bevindt ik mij in goed gezelschap. In haar oratie “De toekomst van de civiele rechtspraak, een pleidooi om de rechter niet te ontlasten” gaat mr Ruth de Bock (thans A-G bij de Hoge Raad) in tegen de heersende neiging om de “gewone” rechter te ontlasten door meer gebruik te maken van andere vormen van geschillenbeslechting zoals mediation en private geschillenbeslechting. “De rechter wordt buitenspel gezet,” meent De Bock. “Het beeld is steeds hetzelfde: voor probleemoplossing of geschillenbeslechting moeten mensen eerst hulp zoeken bij een mediator, een arbiter, een bestuursorgaan, een bindend adviseur – je zou zeggen bij wie dan ook – maar liefst niet bij de rechter.” Met Ruth de Bock zet ik kanttekeningen bij private geschillenbeslechting, zoals geschillencommissies en arbitrage. Die hebben immers ook grote nadelen. De inhoud is onbekend, waardoor onduidelijk is of de uitspraken van de geschillencommissies inhoudelijk in overeenstemming zijn met het recht. De mogelijkheid van hoger beroep ontbreekt veelal. Een ander bezwaar tegen private geschilbeslechting is dat daar geen publieke normstelling van uitgaat. Rechterlijke beslissingen hebben dat normstellende karakter wel. Daarmee stijgt het belang van rechtspraak uit boven het belang van de betrokken partijen. Rechterlijke beslissingen hebben een ordenende werking. Zie bijvoorbeeld de rechtspraak die zich heeft ontwikkeld over de zorgplicht voor banken, die door rechters is geformuleerd. Ook kan het recht langslepende maatschappelijke discussies vlot trekken, zoals in de klimaatzaak Urgenda is gebeurd. En zonder de gewone burgerlijke rechter zou bijvoorbeeld het letselschaderecht zich niet zo enorm hebben ontwikkeld als thans het geval is. Een groot bezwaar van alternatieve geschilbeslechting is tevens dat dit in beslotenheid plaatsvindt en dus is onttrokken aan het publieke domein. Terwijl de “gewone” rechter juist bijdraagt aan het publieke debat, omdat hij gewend is te zoeken naar onderliggende beginselen van het recht, om gedeelde morele waarden te expliciteren, om steeds te zoeken naar een rechtvaardige beslissing, naar verbinding tussen het juridische met het morele. De rechtspraak ontleent haar legitimiteit immers mede aan de openbaarheid, waardoor daar ook voor derden normerende werking van kan uitgaan. De toekomst van de rechtspraak zie ik dan ook niet in uitbreiding van de mogelijkheden van alternatieve geschillenbeslechting, maar juist een inperking daarvan. Maar dan moet die “gewone” rechtspraak wel toegankelijk zijn (óók een grondbeginsel van ons Nederlandse burgerlijke procestrecht). En aan die toegang tot het recht schort het in heel veel zaken, mede door de veelal zeer lange duur van gerechtelijke procedures en de soms torenhoge griffierechten (bij de Hoge Raad kunnen deze oplopen tot € 6.591). Voor veel rechtszoekenden is dat een niet te nemen horde, die niet alleen het (handels)verkeer tussen burgers en bedrijven onderling, maar ook de rechtsstaat zelf ondermijnt. De rechtspraak moet zich inzetten om zelf voor iedereen bereikbaar te blijven, vindt ook Ruth de Bock. Anders zet zij haar legitimiteit op het spel. Daar sluit ik mij van harte bij aan. Klaas Aantjes

RkJQdWJsaXNoZXIy OTE5MDM=