Terzet-Digitaal Congres-8-dhr. W. van Hekken

TERZET 25 JAAR- DIGITAAL CONGRES 2018 2 “Filosofie en veranderende kijk op arbeid” Een korte overdenking. Als wij ons de vraag stellen wat arbeid is en waarom het voor de één een noodzakelijk kwaad is (brood op de plank) en voor de ander de voorwaarde voor ontplooiing (geluk) komen we al snel uit bij de filosofie. Wat drijft de mens en waarom blijft deze zich (zichzelf en de wereld om zich heen) ontwikkelen? Is er een universeel streven of zijn er ook keuzes te maken? Het begrip arbeid is volgens Van Dale: ar·beid (de; m) 1 moeite, inspanning van geestelijke of lichamelijke aard; = beroepsbezigheid: aan de arbeid gaan 2 (natuurkunde) de uitwerking van een kracht en Filosofie is volgens Van Dale: fi·lo·so·fie (de; v) 1 de wetenschap van de begrippen, opgevat als basis van alle andere wetenschappen; = wijsbegeerte 2 (meervoud: filosofieën) denkwijze, opvatting In onderstaande overdenking beperk ik mij tot het begrip arbeid als resultante van inspanning van geestelijke of lichamelijke arbeid en filosofie als denkwijze/opvatting. Volgens de oude Grieken (Socrates, Epicurus etc.) is een ieder die voor zijn eten, drinken etc. moet werken een minderwaardig mens. Zij zijn voor hun voortbestaan immers afhankelijk van hun omgeving (wat levert de grond op aan grondstoffen, de beesten in het bos en de vissen in het water etc.). Nee, dan is het beter om dit aan anderen (slaven en/of dieren) over te laten, zodat men zelf een arbeidsloos en gelukkig leven kon leiden. Het maakt dan ook niet veel uit of je werkslaaf (in de Griekse periode vóór onze jaartelling) of (met ingang van de industriële revolutie) loonslaaf bent. Een dergelijke manier van arbeidsloos leven was echter voorbehouden aan een kleine kring van welgestelden, die hun rijkdom hadden verkregen met verovering en/of handel. De Christenen hadden een andere kijk op arbeid en geluk, wat voortvloeit uit de erfzonde, immers: “De aardbodem is om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distels zal hij u voortbrengen.” Wat dan als beloning geeft: “Om het zweet uws aanschijns zult gij brood eten.” In tegenstelling tot de Grieken is arbeid dan een plicht waar Gods zegen op rust. En dat gold (in principe) dan voor alle rangen en standen.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTE5MDM=