Jubileummagazine 100 jaar

JUBILEUM MAGAZINE 41 bewegen. De witte gestaltes gaan systematisch langs de rijen. Dat moeten de leerkrachten zijn. Bram houdt zijn adem in. Het zijn robots! Verdwaasd staat hij stil. Zijn hier dan geen volwassen mensen? Met een diepe frons in zijn voorhoofd loopt hij terug. Dat moeten de leerkrachten zijn. Het zijn robots! Aan het eind van de gang gaat een deur open. Een oudere vrouw loopt hem tegemoet. Opgelucht stapt Bram op haar af. ‘Dag mevrouw. Ik ben blij een gewoon mens te zien. Bent u leerkracht? Laat ik me eerst even voorstellen. Ik ben Bram. Oud-leerling.’ Ze schudt zijn hand, maar noemt haar naam niet. ‘Ik ben de enige leerkracht hier nog… als mens dan,’ voegt ze er met een wrange glimlach aan toe. ‘Wat komt u doen?’ ‘Nou ja, ik wil eigenlijk weer gewoon naar school… Maar ik heb me vergist kennelijk. Ik ben al wat ouder, ziet u… blijkbaar is mijn lichaam met de tijd meegereisd. Ik moet er zelf ook nog aan wennen.’ Bevreemd kijkt ze hem aan. ‘Op deze school zitten de leerlingen van drie tot veertien jaar. Dus ik denk niet… Hoe oud bent u, als ik vragen mag?’ Bram krabt op zijn hoofd. Staart naar zijn rimpelige handen. ‘Nou, zeker zestig, zou ik denken.’ ‘Tja, dan weet ik niet wat ik voor u kan doen. Wilt u nog wat rondkijken?’ ‘Ik heb het wel gezien, denk ik.’ ‘Ja? Weet u het zeker?’ Bram zucht. ‘Ik ben een beetje in de war, ziet u. Is dit wel echt de Rehobothschool?’ De vrouw knikt. Een diepe zucht ontsnapt uit haar keel. ‘De tijd gaat door, meneer. Alles verandert.’ Ze kijkt weg. Bram zet een stap naar de voordeur, maar draait zich plotseling om. ‘Is dat de bibliotheek?’ Hij wacht haar antwoord niet af, maar loopt met driftige passen naar de hoek van de gang waar enkele stellages met boeken staan. Zijn vingers gaan lezend langs de kaften. Teleurgesteld draait hij zich om. ‘Zocht u iets speciaals? We hebben niet veel boeken meer op papier. We bewaren deze als museumstukken.’ ‘Ik hoopte een Bijbel te vinden. Is die is er nog?’ Brams stem schalt door de gang. Verschrikt slaat de juf een hand voor haar mond. Angstig kijkt ze naar de voordeur. ‘Wilt u dat nooit meer zo hard roepen, meneer!’ Dan buigt ze zich naar hem toe. ‘Bijbels zijn verboden, weet u dat niet? Maar als u het heel graag wilt… Kom dan maar even mee.’ Bram staat weer buiten. De agent heeft hem niet aangekeken. Verdoofd loopt hij in de richting van de toren. Zijn benen voelen zwaar. De woorden van de oude juf drukken hem neer. ‘Wij zijn een school met de Bijbel. En dat willen we blijven. Hoe oud de school ook wordt. Maar hoe moet dat als de Bijbel een verboden boek is geworden? Als de leerkrachten zijn vervangen door robots? Kunnen robots over de liefde van God vertellen?’ Hij moet naar de kerk. Hij moet weten of er nog iets is overgebleven van vroeger. Van het vertrouwde, waarvan hij had gedacht dat het altijd zou blijven. Hij komt maar langzaam vooruit. Als in een droom waarin zijn spieren niet willen bewegen. Hij moet weten of er nog iets is overgebleven van vroeger. Eindelijk bereikt Bram het oude gebouw. Behoedzaam kijkt hij om zich heen. Is hij alleen? Moet hij hier ook oppassen? Zijn vingers gaan liefkozend over de sterke stenen. De stenen die al die tijd dapper hebben standgehouden. Zouden de inwoners van Nijkerk dat ook hebben gedaan? Zijn handen tasten tussen de groeven. Dan voelt hij het. Zijn hart gaat wild tekeer als zijn vingers langs de letters schieten. ‘God heb ik lief’. Het staat er nog! Het heeft er al die tijd gestaan, ook toen alles anders werd. Bram zucht. Hij moet terug naar zijn eigen tijd. Naar zijn jeugd. Maar dit moet hij vasthouden. Wat de tijd hem ook zal brengen. Hoe dreigend de toekomst ook wordt. Hij grijpt in zijn broekzak. En nu goed instellen. Hij mag geen fouten meer maken. Misschien was de tijdmachine in de war en was dit gewoon een boze droom… ‘Ten seconds, nine, eight…’ Hij ademt diep in. Daar gaat hij. Er is maar een ding dat hij hoe dan ook moet onthouden, wat er ook zal gebeuren. Hardop spreekt hij de woorden uit: ‘God heb ik lief. En Hij mij.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTE5MDM=