Terzet-Digitaal Congres-10-dhr. dr. R. Gorter

TERZET 25 JAAR- DIGITAAL CONGRES 2018 3 met tal van studies waarbij men vervolgens in een waaier van vervolgmogelijkheden belandt is nogal groot. Een student die op de faculteit economie begint, of bij psychologie, of bij media en cultuur, of bij natuurkunde, of waar dan ook, kan zijn of haar loopbaan in het geheel nog niet uittekenen. Sterker nog, een flink percentage zal in een beroep belanden waar men tevoren nooit bij stil had gestaan. Voor de nabije toekomst (en dat begint al in het heden) liggen er binnen de tandheelkunde meer mogelijkheden dan ooit. Er zijn meer vervolgopleidingen dan ooit en ook aan interprofessionele samenwerking wordt in Nederland in groeiende mate belang gehecht. Als een tandarts de inhoudelijk kant van het vak echter wel best vindt en zich niet zo nodig hoeft te specialiseren, ook dan kan dat uitstekend in de huidige mondzorg. Mocht iemand plezier hebben in meer managementtaken – iets dat veel tandartsen overigens juist tegenstaat – dan is ook dat heel goed mogelijk. Dit is een wezenlijk andere startsituatie dan veel tandartsen hadden die koud afgestudeerd al aan hun jasje werden getrokken om zich ergens te vestigen. Zij werden van alle kanten gefaciliteerd, door banken en door gemeentes, om vooral maar ergens aan de slag te gaan. Men kon door de burgemeester van een gemeente in een achterstandsgebied (met amper tandheelkundige zorg) worden rondgereden en de vraag voorgelegd krijgen waar men een eigen huis wilde laten neerzetten, als men er een praktijk opende. En als er toch een flinke financiering geregeld werd door de bank dan kon dat ook nog wel voor een privé woning. Zo legde menig tandarts, amper midden twintig, zich min of meer levenslang vast aan afbetalingen, die het switchen binnen het beroep op latere leeftijd bemoeilijkte. Bij het spreken over burn-out met tandartsen viel vaak de term “gouden kooi”. Voor de buitenstaander is de tandarts een bevoorrecht mens, met een bovengemiddeld inkomen. Voor de betrokken tandarts zelf werd de situatie vaak ervaren als gevangene te zijn zonder een uitweg te weten. Waar lag de kern van het burn-outrisico bij tandartsen, zo’n vijfien jaar geleden? Naast de hectiek van het werk, managementaspecten, moeizame patiëntencontacten, overheidsbemoeienis en nog wat zaken werd vooral het gebrek aan loopbaanperspectief ervaren als belastende factor. In statistische termen bleek dit de grootste voorspeller voor burn-outrisico. Met name bij mannen van middelbare leeftijd. Dus de tandarts die na een jaar of vijftien, twintig, de praktijk goed beheerst, maar weinig kans ziet om bij de gegeven patiëntenpopulatie eventuele geavanceerde nascholing toe te passen, dat was de risicokandidaat voor burn-out. Bij vrouwen bleek de meeste ervaren stress juist bij de groep onder de 35 jaar voor te komen. Waarschijnlijk was hier sprake van een selectie– effect: door de bank genomen waren mannen de hoofdkostwinner en konden vrouwen desgewenst ervoor kiezen minder dagen te werken als dat zo uitkwam (en ook de meeste taken thuis vervullen natuurlijk). Hoe zal dat in de nabije toekomst zijn, volgens onze glazen bol? Een aantal zaken verandert, nu al, en de kans is groot dat dat zijn effect zal hebben op verklarende factoren voor burn-out bij tandartsen. In de eerste plaats is de man – vrouw verhouding van startende tandartsen ingrijpend veranderd. Reeds jaren is de meerderheid vrouw, en de laatste pakweg tien jaar is dat naar structureel rond de 70% vrouw gegaan. Dat heeft effect op het aantal werkzame uren dat de gemiddelde tandarts maakt (vrouwen werken meer part- time, hedendaagse jonge mannen werken ook vaak niet full-time). Dat heeft ook effect op de wijze waarop men in de praktijk werkt. Het standaard kiezen voor praktijkeigenaarschap is onder de hele jeugdige generatie minder in zwang dan voorheen, en onder vrouwen nog minder sterk dan onder mannen. Jonge tandartsen komen in veel gevallen in hun eerste praktijkjaren als personeelslid of als zzp’er bij gotere praktijken te werken. Dus er aan de haren bijgesleept worden om zich met hoge investeringen te vestigen in een achterstandsgebied is een minder vaak voorkomende situatie. Dat kan een goede startomgeving zijn, waarbij met enige begeleiding van meer ervaren tandarsen de jonge professional snel veel meer ervaring opdoet dat hij of zij ooit op de opleiding heeft kunnen opdoen. De ongunstige situatie doet zich echter ook maar al te vaak voor: dat de startende tandarts al te snel in een verdienmodel wordt gepropt dat een gezonde professionele groei in de weg staat.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTE5MDM=